Repertoires

Voor deze, onder haar eigen label Jikoh Records, geproduceerde CD heeft Naomi een keus gemaakt uit de repertoires van enkele romantische componisten.

Naomi Tamura:

“Met deze CD wilde ik de grote lijn van de Romantische Periode volgen. Deze begint na de Napoleontische tijd aan het begin van de 19e eeuw en duurt tot omstreeks 1910. Deze ca. honderd jaren kunnen worden verdeeld in vier tijdvakken. Ik heb uit elk tijdvak de componisten gekozen wiens composities mij het meest raken. Schumann vertegenwoordigt de Vroege Romantiek, Brahms de volgende periode en Fauré de Late Romantiek. Rachmaninov, Scriabin en Szymanovski vertegenwoordigen de Nieuwe Romantiek in het eerste decennium van de 20ste eeuw.

De stijl van de composities van Scriabin en Szymanovski zijn die van de Vroege Romantiek. De beelden die ze oproepen zijn vrijwel identiek aan die van Chopin en Liszt. Schumann, Brahms en Fauré onderscheiden zich door hun persoonlijke benadering, maar toch ervaar ik een vergelijkbare mate van emotie. Bij Rachmaninov geniet ik van de combinatie van beelden die zijn composities hun specifieke identiteit geven en van het complex van emoties dat hiemee gepaard gaat.”

Gekozen repertoires

Robert Alexander SCHUMANN (1810-1856)
Drei Fantasiestücke Op.111 (1851)

Robert_SchumannAl op 7-jarige leeftijd begon Schumann met componeren. Zijn vader was boekhandelaar en uitgever in Zwickau (Saksen) Dit verklaart veel van zijn latere voorliefde voor literatuur. In 1830 woont hij in Frankfurt een optreden bij van Paganini. Het betekende een keerpunt in zijn leven en hij  besloot een groot pianovirtuoos te worden, hoewel hij op dat moment nog rechten studeerde. Hij studeert piano bij Friederich Wieck, die beweerde hem in 3 jaar tijd tot een der grootsten onder de levende pianisten te kunnen vormen. Samen met Wieck richtte hij in 1834 het toonaangevende vakblad Neue Zeitschrift für Muzik op en hij verlooft zich in 1837, tegen de wil van haar vader, met Clara Wieck. Zij is dan 17 jaar, voormalig wonderkind en een veelbelovend pianiste.

Tot 1839 schrijft hij uitsluitend pianomuziek. Pas na 1840 verbreedt hij zijn oeuvre en ontstaan zijn grote liedercycli. De ‘Drei Fantasiestücke Op.111’ schrijft hij in augustus 1851, onmiddellijk na zijn terugkeer van een bootreis naar Bazel. Op 15 september schrijft Clara in haar dagboek: “Robert heeft drie stukken van een intense, zeer hartstochtelijk karakter gecomponeerd, die ik zeldzaam verrukkelijk vind.” Deze Drei Fantasiestücke behoren duidelijk tot de meest treffende composities uit Schumanns latere periode. De allang sluimerende waanzin – hij trachtte zich te verdrinken in de Rijn – slaat toe en hij eindigt zijn leven in een gesticht bij Bonn waar hij in 1856 overlijdt.

Johannes BRAHMS (1833-1897)
Fantasien Op.116 (1892)

Brahms1Brahms groeide op in een arm, maar muzikaal milieu in Hamburg. Zijn vader was contrabassist en gaf de jonge Brahms muzieklessen. Daarna krijgt hij pianoles van een collega van zijn vader en vanaf zijn tiende jaar van Marxsen, de beste Hamburgse leraar. Hij moest bijdragen aan het gezinsinkomen door in kroegen te spelen, maar dit blijkt voor zijn muzikale ontwikkeling niet slecht.

De belangrijkste gebeurtenis in zijn leven is zijn ontmoeting met Schumann en diens vrouw. Schumann is lyrisch over Brahm en schrijft een fantastische recensie met als strekking dat hij geruime tijd gewacht heeft op een componist “die geroepen was de hoogste uitdrukking van de tijd op ideale wijze uit te spreken” en vervolgens “ …en hij is gekomen, een jonge man aan wiens wieg gratiën en helden waakten.”

In 1862 besluit Brahms naar Wenen te verhuizen. Daar schrijft hij Ein Deutsches Requiem en de Alt-Rapsodie. In 1892 voltooit hij de Zeven Fantasiën. Het vierde stuk van de Fantasiën is een heerlijk intermezzo in E-major, met zekerheid een product van een zelfvoldane, zelfs gelukkige Brahms.

Gabriel FAURé (1845-1924)
Théme et Variations Op.73 C# (1895)

Faure1Fauré wordt algemeen gezien als de grote vernieuwer van de Franse kamermuziek. Toen hij negen jaar was ging hij in Parijs studeren (1854-1865) aan de Ecole Niedermeyer – instituut voor kerkmuziek – met het doel organist en koordirigent te worden. Daar ontmoette hij o.a. Camille Saint-Saëns, die er piano studeerde. Zijn eerste compositie was ‘Cantique de Jean’, waarin hij blijk geeft van originaliteit door het vermijden van de standaard-harmonieën.
Ten tijde van de Frans-Pruisische oorlog trad  hij als vrijwilliger in militaire dienst. Na zijn behouden terugkeer in Frankrijk wordt hij leraar aan de Ecole Niedermeyer. Na een verbroken verloving schrijft hij wat wordt beschouwd als een van zijn beste composities, het eerste pianokwartet en de eerste vioolsonate. Hij maakt deel uit van de kringen rond Saint-Saëns en leert o.a.  Berlioz, Lalo en Schumann kennen.

Zijn bekendste en mooiste werk, het Requiem, schrijft hij in 1887 en hij zou nog eens ruim twee decennia besteden aan het aanbrengen van verbeteringen. In 1894 schrijft hij na zes jaar weer pianomuziek: De Nocturne in D flat major no.6. en in het daarop volgende jaar Théme et Variations Op.73.
Hij wordt inmiddels algemeen beschouwd als een belangrijke componist en in1905 volgt zijn benoeming tot directeur van het Parijse Conservatorium. Ravel is daar een van zijn leerlingen. In die jaren manifesteert zich een toenemende doofheid, maar desondanks blijft hij prachtige kamermuziek en liederen schrijven.

Sergei Vasiljevitsj RACHMANINOV
Preludes OP. 23 nr.6 (1903) en Op.32 nr.6 (1910)

rach_smRachmaninov stamt uit een geslacht van grondbezitters in Novgorod. Hij blijkt al zeer jong een uitzonderlijk muzikaal talent; 9 jaar oud werd hij toegelaten tot het conservatorium van Petersburg en drie later dat van Moskou. Hij studeert piano bij Alexander Siloti, contrapunt bij Sergej Tanejev en compositie bij Anton Arenski. Componeren had toen al zijn grote belangstelling en tijdens zijn opleiding creërde hij zijn eerste pianoconcert Opus 1.

In 1892, het jaar dat hij zijn conservatoriumopleiding voltooit, wint hij de gouden medaille voor compositie en schreef hij de bekende Prelude in Cis Op. 3, nr. 2 die hij opdraagt aan Arenski. Weinig geluk had hij met zijn eerste symfonie. De premiëre in 1897 wordt een mislukking, mogelijk doordat de dirigent dronken was. Het stuk is tijdens zijn leven nooit meer uitgevoerd.

Vanaf 1899 maakt hij grote concertreizen en na de Russische Revolutie vestigt hij zich in Amerika waar hij grote successen behaald. Hij speelde er o.a. met Horowitz en de componist-violist Fritz Kreisler. De stijl van Rachmaninov is vooral een mengsel van de 19e eeuwse componisten van de zogenaamde laat-romantiek: Tchaikovski, Rimski-Korsakov, Chopin en Liszt, maar is hier en daar wel moderner. Zijn hele leven heeft hij vastgehouden aan die specifieke stijl van componeren. In 1903 voltooide hij zijn 10 Preludes Op. 23, 13 Preludes Op. 32 en Prelude Op.3  nr.2. Preludes Op. 23 is gebaseerd op het model van Chopin’s Preludes voor Piano in elk van de 24 major- en minor sleutels.  Deze composities zijn representatief voor de meer subtiele en harmonisch geavanceerde stijl die Rachmaninov in zijn latere jaren ontwikkelt. Hij dirigeert verschillende opnamen van zijn eigen symfonische werken en bij de uitvoering van zijn vier piano-concerten treedt hij op als solist. Vanaf 1909 reist hij frequent naar de V.S., waar hij grote successen behaald. In 1934 vestigt hij er zich voorgoed.

Alexander Nicolayevich SCRIABIN ( 1872-1915)
12 Etudes Op.8 nr.2 en 8 (1894)

scriabinScriabin is afkomstig uit een Moskou’se aristocratische familie. Zijn moeder was concertpianiste; zij overleed toen Alexander een jaar was. Hij richt zijn interesse aanvankelijk op het bouwen van piano’s en neemt tegelijkertijd pianoles bij Nikolai Zverev, die ook Rachmaninov onderrichtte. Hij studeert aan het Conservatorium van Moskou en wordt daar in een latere fase leraar. Hij is al vroeg een wereldberoemd pianist.

Zijn vroegste meesterwerk is zijn beroemde Sonate in F mineur. Zijn oeuvre evalueert snel: zijn aanpak is origineel en vertoont ongebruikelijke elementen. Hij ontwikkelt een geheel eigen stijl. Tot ongeveer 1900 schrijft hij overwegend pianostukken in een gemoderniseerde chopinstijl.  Daarna wil hij de muziek in dienst stellen van zijn filosofische en theosofische gedachten en hoort men zelfs invloeden van Wagner. De Op.8 Etudes zijn op meerdere onderdelen perfecte voorbeelden van de componist die zowel de invloed van zijn favoriete componisten toont, als zijn eigen unieke geluid, dat in minder dan een decennium tot het meest revolutionaire in de twintigste eeuw zou worden gerekend.

In 1907 vestigt hij zich in Parijs, waar impressario Serge Diaghilev enkele zeer succesvolle concerten voor hem organiseert. In 1909 keerde Scriabin voorgoed terug naar Rusland, waar hij  onder meer aan een groots multi-media stuk werkt, dat in de Himalaya zou moeten worden uitgevoerd. Hij spreekt met Rachmaninov over kleuren die bij hem associaties met toonaarden oproepen. Zo worden zij het er over eens dat D majeur goud-bruin van kleur is! Hij schrijft voorts ‘La Poème de Feu’, waarvoor speciaal een lichtorgel werd gebouwd – te bespelen als een piano – dat gekleurd licht projecteert op een scherm. Een zekere mate van megalomanie was hem niet vreemd.

Hij overlijdt op 43-jarige leeftijd. Zijn oeuvre is wat orkestrale composities betreft beperkt: Een pianoconcert en vijf symfonische werken. Voorts een aantal Sonates, waarvan Op. 19 en Op. 23 de bekendste zijn. Hij wordt beschouwd al een van de meest innovatieve, maar tevens controversiële componisten van zijn tijd.

Karol SZYMANOWSKI (1883-1937)
9 Preludes  OP.1 (1899-1900) en 4 Etudes Op.4 (1900-1902)

karol_mlodyHij behoorde tot een geslacht van aanzienlijke, goed ontwikkelde Poolse landeigenaren. Zijn ouders waren zeer in kunst geïnteresseerd. Na voorbereidend piano-onderricht studeert Szymanowski vanaf 1892 aan de ’Neuhaus’ muziekschool in Elisavetsgrad, waar Neuhaus al vroeg de potentie van  zijn leerling als componist onderkent. In Warschau studeert hij vervolgens van 1903-1904 harmonie bij Marek Zawirski en contrapunt en compositie bij Zygmunt Noskowsky.

In de daaropvolgende jaren leeft hij in Italië, Duitsland, Frankrijk en Engeland en raakt daar onder de invloed van Wagner, Scriabin, Chopin en Debussy. Na de Eerste Wereldoorlog werkt hij aan de operette De Mannenloterij en aan de opera Hagith. Terug in Warschau schrijft hij o.a. 20 mazurka’s Op. 50 voor piano, die sterke verwantschap vertonen met die van Chopin. Zijn latere composities zijn uniek door hun helderheid en zijn zeer herkenbaar als zijn werk.

In de twintiger jaren van de vorige eeuw bezoekt hij herhaaldelijk Parijs en maakt hij twee zeer succesvolle tournees door de V.S. met de violist Pavel Kochadski en met Arthur Rubinstein. In 1926 wordt zijn opera Krol Roger uitgevoerd en wordt hij benoemd tot directeur van het Conservatorium van Warschau en in 1930 tot directeur van de Muziek Akademie. Enkele jaren later krijgt hij tuberculose en na verblijf in verschillende Zwitserse sanatoria sterft hij in 1937.